de dood van Jakob
29 toen gaf hij hen deze instructies: (A) “Ik sta op het punt om bij mijn volk verzameld te worden.(B) begraaf mij met mijn vaderen(C) in de grot in het veld van Efron de Hethiet, (D) 30 de grot in het veld van Machpela, (E) bij Mamre(F) in Kanaän, die Abraham kocht samen met het veld(G) als een begraafplaats (H) van Efron de Hethiet. 31 daar werden Abraham(I) en zijn vrouw Sara(J) begraven, daar werden Izak en zijn vrouw Rebekka (K) begraven, en daar begroef ik Lea.(L) 32 het veld en de grot erin werden gekocht van de Hettieten.(M) ”
33 toen Jacob klaar was met het geven van instructies aan zijn zonen, trok hij zijn voeten in het bed, blies zijn laatste adem en werd verzameld voor zijn volk.(N)
50 Jozef wierp zich op zijn vader en weende over hem en kuste hem.(O) 2 Toen gaf Jozef de artsen in zijn dienst opdracht om zijn vader Israël te balsemen. Dus balsemden de artsen hem, (P) 3 het nemen van een volle veertig dagen, want dat was de tijd die nodig was voor balseming. En de Egyptenaren rouwden om hem zeventig dagen.(Q)
4 Toen de dagen van rouw(R) voorbij waren, zei Jozef tegen farao ‘ s Hof,(S) “als ik genade in uw ogen heb gevonden,(t) spreek voor mij tot Farao. Zeg hem, 5 ‘ mijn vader liet me zweren een eed (U) en zei: “Ik ben op het punt om te sterven;(V) begraaf me in het graf ik gegraven voor mezelf(W) in het land Kanaän.”(X) laat me nu naar boven gaan en mijn vader begraven; (Y) dan zal ik terugkeren.'”
6 Farao zei: “Ga op en begraaf je vader, zoals hij Je liet zweren te doen.”
7 dus Joseph ging naar boven om zijn vader te begraven. Alle functionarissen van Farao(Z) vergezelden hem—de hoogwaardigheidsbekleders van zijn hof (AA) en alle hoogwaardigheidsbekleders van Egypte— 8 behalve alle leden van Jozef ‘ s huis en zijn broers en degenen die behoren tot het huis van zijn vader.(AB) alleen hun kinderen en hun schapen en runderen bleven in Gosen.(AC) 9 wagens (AD) en ruiters gingen ook met hem op. Het was een zeer groot bedrijf.
10 toen ze de dorsvloer(AE) van Atad, bij de Jordaan, bereikten, klaagden ze luid en bitter;(AF) en daar hield Jozef een periode van zeven dagen(AG) van rouw(AH) voor zijn vader.(AI) 11 toen de Kanaänieten(AJ) die daar woonden de rouw zagen op de dorsvloer van Atad, zeiden zij: “de Egyptenaren houden een plechtige rouwplechtigheid.”(AK) daarom heet die plaats bij de Jordaan Abel Mizraim.
12 dus deden de zonen van Jakob wat Hij hun had opgedragen:(AL) 13 zij droegen hem naar het land Kanaän en begroeven hem in de grot in het veld van Machpela,(AM) bij Mamre,(AN) die Abraham had gekocht samen met het veld(AO) als een begraafplaats van Efron de Hethiet.(AP) 14 Na het begraven van zijn vader, Jozef keerde terug naar Egypte, samen met zijn broers en alle anderen die met hem waren gegaan om zijn vader te begraven.(AQ)