problemen bij het vergelijken van het menselijk zicht met een digitaal beeld
er zijn verschillende problemen bij het vergelijken van het menselijk zicht met een digitaal beeld. Bijvoorbeeld, een digitale camera maakt in één keer één beeld terwijl onze ogen constant bewegen, en de hersenen moeten een stroom van informatie begrijpen om wat wij visie noemen te vormen. Het beeld dat door het oog alleen tijdens een enkele blik wordt gecreëerd, is niet het beeld dat we interpreteren.
in tegenstelling tot een camera hebben we dingen die ons gezichtsveld belemmeren; we kijken bijvoorbeeld altijd naar onze eigen neus. Gelukkig verwerken Onze hersenen deze factoren omdat ze niet relevant zijn en er niet toe doen.
we hebben ook blinde vlekken; waar de oogzenuw in contact komt met het netvlies en er geen visuele informatie wordt ontvangen door geen fotoreceptoren in dit gebied; je zou dit niet verwachten van een camera.
bovendien kunnen mensen refractieve fouten hebben, zoals bijziendheid en verziendheid. Het is ook mogelijk om tetrachromaat te hebben, wat betekent dat ze meer kleurvarianten kunnen zien dan de gemiddelde persoon.
onze fovea is een andere factor die het moeilijk maakt om de menselijke visie te vergelijken met een digitaal beeld. De fovea is het deel van je netvlies dat het helderste zicht biedt. Het ontvangt licht van de centrale twee graden van je gezichtsveld, wat ruwweg het gebied is dat door beide duimen wordt bedekt wanneer het op armlengte wordt gehouden. Kleurzicht en 20/20 zicht zijn alleen mogelijk binnen dat kleine gebied.
onze ogen bewegen voortdurend en onze hersenen vullen details in die deze visuele informatie samenvoegen en gissingen maken om beelden te vormen die zinvol zijn, dus wat we zien is een bewerkt beeld.