de aarden producerende organismen zijn voornamelijk de groene landplanten en de algen in de oceanen. Deze planten gebruiken de koolstof uit kooldioxide om suikermoleculen te creëren door het proces van fotosynthese. Landplanten krijgen hun kooldioxide uit de atmosfeer, terwijl zeeplanten het krijgen uit koolzuur, de opgeloste vorm van kooldioxide. Planten voeden zichzelf (autotrophs) met de suikers die ze maken en slaan overtollige suiker op in de vorm van glucose, eiwitten, vetten en polysachariden.
wanneer herbivoren en omnivoren planten eten (en wanneer een ander dier ze eet), worden de koolstofhoudende moleculen in hun lichaam opgeslagen of afgebroken en gebruikt om energie te maken door het proces van cellulaire ademhaling. Een van de producten van de ademhaling is kooldioxide dat vrijkomt en weer in de atmosfeer en de oceanen komt. Deze constante heen en weer uitwisseling van koolstof tussen planten en de dieren die ze eten is een groot deel van de koolstofcyclus op aarde.
bovenstaande afbeelding toont de koolstofcyclus op aarde met inbegrip van de belangrijke rol die de dierlijke/menselijke ademhaling en fotosynthese spelen.